De winters verlopen de laatste jaren vrij zacht waardoor de kleine bloedworm makkelijk op het weiland kan overleven. In dit artikel lees je alles over de eigenschappen van de kleine bloedworm en welke preventiemaatregelen je kunt nemen.

De kleine bloedworm is de meest voorkomende worm bij paarden. Kleine bloedwormen bestaat uit een familie van meer dan 50 verschillende soorten. Een groot deel van de levenscyclus brengen bloedwormen als eitjes en larven door op weiland. Inzicht in deze levenscyclus is van groot belang om bloedwormen effectief te bestrijden en is een goede basis voor een doeltreffend weidemanagement.

In het vorige artikel lees je wat het effect van de kleine rode bloedworm is op de gezondheid van je paard. De meest schadelijke situatie komt door ingekapselde larven die massaal uit de darmwand breken met bloedingen tot gevolg. De massale uitbraak komt bij aanvang van de lente als een natuurlijk proces voor. Maar gevaarlijker is de uitbraak juist na een ontworming. Na een ontworming zijn er geen volwassen wormen meer aanwezig en krijgen de ingekapselde bloedwormen een signaal om uit de darmwand te komen. Bij jonge paarden kan de ziekte, cyathostominosis, met darmbloedingen tot de dood leiden. Veel ontwomingsmiddelen bestrijden alleen de volwassen wormen en niet de ingekapselde larven. Alleen ontwormingsmiddelen met moxidectine en fenbendazol werken deels tegen ingekapselde bloedwormen. Helaas komt voor fenbendazol wel weer wormresistentie voor waardoor dit middel minder geschikt is om te gebruiken.

Groeifases bloedwormlarven

De volgende levensstadia van de kleine bloedwormen komen op het weiland voor:

  • Onontwikkelde bloedwormeitjes zonder embryo.
  • Ontwikkelde bloedwormeitjes met embryo.
  • L1 = larven die uit de uitgebroede bloedwormeitjes komen, heten larve stadium 1.
  • L2 = vanuit L1 ontwikkelt de larve zich tot larve stadium 2.
  • L3 = vanuit L2 ontwikkelt de larve zich tot L3. Dit larve stadium is bij opname infectieus voor paarden.

Hoe snel de ontwikkeling van eitje naar L3 larve gaat is afhankelijk van de temperatuur en vochtigheid.

Daarbij heeft elk levensstadium andere overlevingseigenschappen, de een is goed bestand tegen vriezend weer en de ander niet. Hierdoor is het lastig om een goed weidebeheer door te voeren.

 

Temperatuur

Bloedwormeitjes ontwikkelen zich en komen uit tussen 6 °C en tot 40 °C. De optimale temperatuur voor larven is tussen 25 en 33 °C. Bij deze temperatuur ontwikkelen alle larvenstadia in drie tot vier dagen tot infectieuze L3 larve.

Hoe snel eitjes uitbroeden (uitkomen) is afhankelijk van de temperatuur:

< 4 °C eitjes komen niet uit.

Bij 5-10 °C is 12-14 dagen.

Bij 10-20 °C is 2-7 dagen.

Bij 20-30 °C is 1-2 dagen.

Bij 30-38 °C duurt het minder dan een dag.

 

Vriezend weer

Vorst doodt over het algemeen veel schadelijke insecten en planten. Het is een misverstand dat dit ook geldt voor de pre-parasitaire bloedwormen (eitjes, L1-L3). Onontwikkelde wormeitjes en L3 larven zijn zeer goed bestand tegen vorst. Ontwikkelde wormeitjes zijn redelijk resistent tegen vriezend weer. Van de L1 en L2 larven gaat 90% binnen 1-4 dagen dood bij een temperatuur van -6 tot -10 °C.

Wisselende periodes met vorst en dooi hebben een beter effect dan vorst alleen. Alleen onontwikkelde wormeitjes zonder embryo overleven de vorst-dooi periodes zeer goed. Sneeuw geeft een beschermende laag waardoor onontwikkelde wormeitjes nog langer overleven. Ditzelfde geldt ook voor mestballen die intact zijn.

 

Vrije levende bloedwormstadia Vorst Vorst/dooi periodes
Onontwikkelde wormeitjes ++ ++
Ontwikkelde wormeitjes +
1e stadium larve, L1
2e stadium larve, L2
3e stadium larve, L3 +++ +

+++ = zeer resistent, ++ = redelijk resistent, + = gering resistent, – = zeer vatbaar/gevoelig

 

Vocht is een belangrijke factor. L1 en L2 larven gaan dood indien de mest snel gedroogd wordt. In tegenstelling tot L3 larven die zeer goed een lage vochtigheid overleven.

L3 larven hebben een extra membraan om zich heen dat ze beschermd tegen invloeden van buitenaf. Ze kunnen door dit membraan ook geen voedsel opnemen en zijn aangewezen op de energiereserves in de ingewanden. Dit betekent dat bij weersomstandigheden waarbij ze actief moeten zijn, de overlevingskansen laag zijn. Bij warm weer (30-40 °C) en hoge vochtigheid is de activiteit het hoogst en ze overleven dit niet. Echter warm weer en lage vochtigheid zorgt ervoor dat ze zich niet actief kunnen verplaatsen en deze weersomstandigheden overleven ze juist wel. Bij koud weer, vochtigheid is niet van belang, zijn de L3 larven minder actief en overleven eveneens erg lang.

Over het algemeen kan worden gesteld dat de levenscyclus van de bloedworm is aangepast aan de jaarcyclus en seizoenen. Een weiland dat gedurende 20 jaar begraasd is, bevat net zoveel bloedwormen als een weiland dat slechts een seizoen is gebruikt. Een schoon weiland is een weiland dat minimaal een jaar niet begraasd is.

De overleving in intacte mestballen en hoog gras zorgen voor een beschermend milieu. Door weides, na begrazing, te maaien en te slepen zorgt voor meer blootstelling aan het milieu. Het moment van slepen en maaien is het beste bij warm of koud weer. Hoe lang het duurt voor een weiland schoon is van bloedwormlarven is volledig afhankelijk van de weersomstandigheden op dat moment.

 

Schoon weiland

Het snelst schoon is een weiland tijdens een warme, natte zomer bij een temperatuur tussen 25 en 33 °C. Daarbij ontwikkelen de larven in drie tot vier dagen tot L3 larven. Als daarop een warme, vochtige periode volgt overleven de L3 larven het niet lang. Het weiland is dan binnen enkele weken vrij van bloedwormen.

 

Besmet weiland

Een weiland blijft het langst vervuild bij een temperatuur tussen 5 en 25 °C. Het duurt weken tot een eitje zich tot L3 larve ontwikkeld en de L3 larven blijven vervolgens maanden actief. L3 larven overleven vorst zeer goed. Na de winterpeiode zijn er altijd L3 larven op het weiland aanwezig die de paarden bij de eerste weidegang infecteren.

Vooral paarden die gedurende de winterperiode op het weiland hebben doorgebracht, lopen meer kans op L3 larven die zich vervolgens inkapselen in de darmwand. De inkapseling duurt normaal ca. 6 weken tot de larve uit de darmwand komt. Maar in de winterperiode blijven de larven veel langer ingekapseld om vervolgens in het voorjaar massaal uit te komen.

Mesthoop

In een mesthoop is de temperatuur binnenin hoger dan 40 °C waarbij alle bloedwormstadia doodgaan. Belangrijk is wel dat de mesthoop regelmatig wordt gekeerd zodat alle wormeitjes en larven aan de hoge temperatuur worden blootgesteld.

 

Preventie

Concrete adviezen voor de preventie tegen bloedworm zijn:
– Regelmatig mest uit het weiland halen. In de zomer minimaal elke 2-3 dagen en in de winter minder vaak.
– Een weiland een jaar niet begrazen en gebruiken om te hooien.

– Paarden niet continue op dezelfde weide laten grazen maar wisselen van weides.
– Het gebruikte weiland maaien en vervolgens slepen bij zeer warm of koud weer zodat het leefmilieu voor de bloedworm moeilijk is.
– Mesthoop regelmatig keren zodat alle bloedwormlarven en eitjes aan hoge temperatuur worden blootgesteld.
– Regelmatig mestonderzoek uitvoeren.